De term 'New York School' (ook: First Generation American painting) is een synoniem van 'abstract expressionisme', maar refereert specifieker aan de schilders, onder wie Jackson Pollock en Willem de Kooning, in New York in de jaren 1940, die het abstract expressionisme hebben 'uitgevonden'. Er was geen sprake van een groep met een gemeenschappelijke visie op schilderkunst. Zo vallen een expressionist als De Kooning en een volledig abstract werkende kunstenaar als Mark Rothko (zie afbeelding) onder deze zelfde noemer. Ook Nell Blaine hoorde bij deze kunstenaars, waar van een deel zich had verenigd in de American Abstracts Group.
Voor de Tweede Wereldoorlog had Amerikaanse kunst een provinciaal karakter gekregen, onder meer door de focus die het Federal Art Project, het werkgelegenheidsproject van de Amerikaanse overheid voor kunstenaars tijdens de Grote Depressie, had gericht op het eigen land en de eigen geschiedenis. De kunstcriticus Barbara Rose merkte wel op, dat het Project geen onderscheid maakte tussen abstracte en figuratieve kunst, en daardoor bij heeft gedragen aan het acceptabel maken van abstracte kunst. Daarnaast leerden diverse latere kunstenaars van de New York School elkaar hier kennen. Ook stimuleerde het Project, door het verschaffen van betaald werk, dat parttime-schilders zoals Willem de Kooning zich gingen zien als professionals, en verstevigde het de invloed van het muralisme op de betrokken kunstenaars.
Acceptabel maken van abstracte kunst
Ook de Art Students League of New York en de opening in 1942 van de Art of This Century Gallery in New York, waardoor de nog onbekende kunstenaars een plek kregen om te exposeren, hebben bijgedragen in de ontwikkeling van het abstract expressionisme.
De invasie van surrealisten in New York, uitgeweken voor de oorlog (onder anderen André Breton, Max Ernst, André Masson en Roberto Matta) zorgde voor een vitalisering van de New Yorkse avant-garde.
Het abstract expressionisme ontstond in de receptie door een aantal Amerikaanse kunstenaars van Europese kunstenaars en kunststromingen. De belangrijkste waren het expressionisme en het surrealisme zoals omschreven door André Breton, (zie afbeelding)
en de abstractie van bijvoorbeeld de Stijl en Wassily Kandinsky. De grote verschillen tussen Europese en Amerikaanse kunst werden duidelijk in een aantal kenmerken, met name het formaat en de compositie.
In het abstract expressionisme speelden het kubisme en het surrealisme, twee ogenschijnlijk onverenigbare stromingen, de belangrijkste rol als Europese invloed, zoals de kubistische ideeën over ruimte. De surrealistische ideeën over ongeleid handelen en procesmatig boven eindresultaat-gericht werken werden in Amerika door het abstract expressionisme met nieuwe ogen bekeken en uitgewerkt.
Naast deze beïnvloeding, heerste er in Amerika ook aversie tegen de Europese vooroorlogse avantgardistische stromingen. Clyfford Still sprak over de "steriele conclusies van Europese decadentie",waarvan hij zich moest bevrijden.
Bình luáºn