De Cobra-groep was van 1948 tot 1951 een avant-gardebeweging van kunstenaars uit Denemarken, België en Nederland. De beweging werd op 8 november 1948 opgericht in het Café Notre-Dame in Parijs. De naam CoBrA is een acroniem van de hoofdsteden waar de oprichtende leden vandaan komen: Copenhague, Bruxelles en Amsterdam. Dit in het Frans, want dat was de voertaal van de beweging. Het was de belangrijkste internationale avant-gardebeweging in de kunst van Europa direct na de Tweede Wereldoorlog.
Een aantal van haar schilderende leden, zoals de Belg Pierre Alechinsky, de Denen Asger Jorn en Carl-Henning Pedersen en de Nederlanders Karel Appel, Constant en Corneille, de Zweed Uno Vallman verwierf grote internationale bekendheid. De werkwijze en de maatschappelijke ideeën van deze groep zouden zich na 1951 verder ontwikkelen en een lange nawerking hebben in vele Europese landen. Pas begin jaren zestig van de twintigste eeuw, toen enige voormalige Cobra-leden zich internationaal begonnen te profileren, waarbij zo nu en dan de term 'Cobra' viel, kreeg ook de beweging als zodanig meer bekendheid, zonder dat men nu precies wist wat zij inhield. Haar geschiedenis werd sindsdien uit het meest recente verleden opgediept.
Revolutionaire maatschappijvisie en werkwijze
De Cobra-kunstenaars wensten in hun werk een vrije, spontane uitdrukkingswijze te bereiken, waarbij zij terug wilden keren naar de bron van het scheppen. Zij lieten zich daarbij niet alleen inspireren door tekeningen en schilderijen van kinderen en geesteszieken, maar ook door het eigen handschrift als meest persoonlijke uiting en, daarop aansluitend, door oosterse kalligrafie. Daarnaast zagen zij de in het begin van de 20e eeuw werkende schilders Pablo Picasso, Paul Klee, Joan Miró en Wassily Kandinsky als hun grote voorgangers in de moderne kunst.Met hun spontane werkwijze en beïnvloed door de ideeën van Karl Marx richtten de theoretici van de groep, Jorn, Christian Dotremont en Constant Nieuwenhuys, zich op een nieuwe maatschappij, waarin de kunst niet alleen vóór iedereen zou zijn, maar ook dóór iedereen zou worden gemaakt. Wanneer eenmaal de esthetische normen van de klassenmaatschappij zouden zijn afgeworpen, zou de natuurlijke drang tot expressie los kunnen breken en een alomvattende volkskunst doen opbloeien. Kunst en leven zouden één worden.
Ook het surrealisme was van fundamentele betekenis voor Cobra, hoewel men zich daar tevens tegen afzette. Zo bracht Jorn in het eerste nummer van Cobra onder meer naar voren, dat Cobra het psychisch automatisme van het surrealisme zou verruilen voor 'experiment en spontaniteit'.Voor hun werkwijze, waarin zij zich overgaven aan het materiaal dat zij onder handen hadden, vonden sommigen een bevestiging in de theorieën van de Franse filosoof-psycholoog Gaston Bachelard die de vier oerelementen - vuur, lucht, water, aarde – als de grote bron voor de menselijke inspiratie had aangewezen.
De theoretici van Cobra meenden met die werkwijze én vanuit hun marxistische visie, de weg te openen voor de kunst van een komende maatschappij. Daarin zou iedereen in de gelegenheid zijn zich creatief te uiten, waardoor er een nieuwe volkskunst zou ontstaan. Hoewel de theoretici van de groep daar tegen waren, ontstond er binnen de kern van deze multidisciplinaire groep, vooral bij de schilders, door onderlinge beïnvloeding een Cobrataal of -stijl. Deze 'taal' ontwikkelde zich ook na het beëindigen van de beweging verder en had grote internationale invloed. Ook de idealistische maatschappelijke denkbeelden van Cobra vonden een voortzetting in weer nieuwe bewegingen.
Comments